Het is tijd om kanker van zijn symbolische ballast te ontdoen

Terwijl ik me afvroeg hoe ik iemand sterkte moest wensen die aan het begin stond van een zware behandeling, zag ik een strijdlustige tweet voorbijkomen van iemand die zo’n behandeling onderging. “Als ik nog één iemand hoor zeggen dat ik niet mag vechten tegen kanker sta ik niet voor mezelf in”, fulmineerde dichter Lieke Marsman.

De juiste woorden kiezen bij ziekte of verlies is altijd heikel, maar bij kanker begeef je je in een metaforisch mijnenveld. We zijn het immers heel erg gewend om in oorlogstermen over kanker te spreken – mensen ‘vechten’ te­gen de ziekte en ‘winnen’ of ‘verliezen’ die ‘strijd’. Maar zulke metaforen zijn ook omstreden.

Steeds meer critici vinden het spreken over kanker als een strijd schadelijk voor patiënten. Want wie zo’n strijd niet wint, heeft dan kennelijk niet hard genoeg gevochten. Maar ziekte is geen gevecht, ziekte is ziekte, en genezing is niet afhankelijk van inzet of wilskracht, maar van het aanslaan van de behandeling.

Daar valt weinig tegenin te brengen, als je de ziekte in puur klinische termen beschouwt. Maar een ernstige ziekte is ook een ingrijpende ­levensgebeurtenis, die door een patiënt met betekenis zal worden gevuld. De gewelddadige aanslag op een lichaam door chemotherapie of operatie kan dan inderdaad voelen als een gevecht. Over die zin­­ge­ving heeft natuurlijk niemand anders iets te zeggen dan de patiënt zelf. “Dit laatste beetje schijncontrole per metafoor pakken jullie me niet af”, aldus Marsman.

Als Helmond Sport van Barcelona verliest, ligt dat niet aan de inzet van de spelers

Daarbij hoeft de metafoor van een gevecht absoluut niet te impliceren dat de verliezer niet hard genoeg gevochten heeft; het betekent hooguit dat gevechten tegen kanker soms niet te winnen zijn. Als Helmond Sport van Barcelona verliest, ligt dat niet aan de gebrekkige inzet van de spelers.

Maar ook dit standpunt behoeft weer aanvulling. Want de metaforen die ziekte betekenis geven, worden niet alleen ingekleurd door de ervaring van de patiënt zelf, maar ook door de geschiedenis, door de maatschappelijke discussie over kanker. Die geschiedenis past niet in deze column, maar als voorbeeld: het is pas veertig jaar geleden dat wetenschappers kanker nog in verband brachten met een timide persoonlijkheid. In die context is een oproep om te ‘strijden’ tegen de ziekte niet onschuldig – en veel kritiek op ‘kanker als strijd’ wortelt dus ook in de schade die zulke pseudowetenschap aan de eigenwaarde van patiënten heeft toegebracht.

Laat ik met een relativerende noot eindigen: toen ik zelf nog onder behandeling stond, had ik eerlijk gezegd meer last van de omzichtigheid waarmee mensen je vaak tegemoet treden, dan van de precieze woor­den waarmee dat gebeurde. Die omzichtigheid wordt in de hand gewerkt doordat kanker, meer dan andere erge ziektes, belast is met allerlei symbolische bijbetekenissen, en mensen dus op eieren lopen.

Misschien is het tijd om kanker van die topzware symbolische ballast te ontdoen, en ons wat minder blind te staren op de precieze betekenis van de metaforen die we kiezen om erover te praten. Dat zijn namelijk eerst en vooral onhandige maar lieve po­gingen om onze machteloosheid van een vernisje te voorzien.

Bron en meer informatie